Lood is een van de oudste bekende en bewerkte metalen. Het werd aangetroffen in pigmenten die prehistorische graven bedekken (ca 40.000 jaar v Chr). Vanaf de bronstijd (ca. 3000 tot 800 voor Christus) werd lood steeds vaker gebruikt doordat looderts zich makkelijk laat bewerken. Het is namelijk zeer kneedbaar en heeft een aanzienlijk lager smeltpunt dan Ijzererts.
Ontginning en gebruik van lood in de oudheid
Oude volkeren zoals de Egyptenaren, Romeinen, Grieken, Hebreeuwen en Summieriërs ontgonnen lood om het vervolgens te gebruiken om keramiek te kleuren en emailleren, amforen (drinkkruiken) te verzegelen en zelfs make-up te maken. De Laurion mijnen in Griekenland bevinden zich om 50 km van Athene en behoren tot de oudste bekende loodmijnen uit de bronstijd. Materiële bewijzen zijn terug te leiden tot de Myceense beschaving in de 16e eeuw voor Christus. De oude mijn galerijen waren er vaak niet hoger dan 40 cm, waardoor de kinder-arbeiders en slaven er in zeer barre omstandigheden moesten werken.
Oude mijnwerkers en artsen raakten langzaam bekend met de toxiciteit van lood, toch werd het voor lange tijd veelvuldig gebruikt. Op oude romeinse sites vinden we zelfs loden waterleidingen terug. Ook gebruikten de Romeinen het als bewaarmiddel voor wijn, maar al snel ontdekten ze dat zware drinkers symptomen ontwikkelden die we kunnen toeschrijven aan een loodvergiftiging.
Ontginning en gebruik van lood in de Middeleeuwen
De middeleeuwse alchemisten geloofden dat lood het oudste en koudste materiaal was en associeerden het met de planeet Saturnus. Men ontdekte ook het verband tussen overeenkomstige symptomen bij mijnwerkers, schilders en glas-in-loodmakers, die uitgebreid werden beschreven. Vanaf de 9e eeuw wordt er in Duitsland te Hesselbach nabij Siegen-Wittgenstein een loodmijn ontgonnen. In de 12e en 13e eeuw wordt in dezelfde mijn ook Zilver ontgonnen, aangezien deze ertsen vaak samen aangetroffen worden. In zilvermijnen is looderts dan ook vaak een bijproduct.
Vanaf de 14e eeuw wordt er nabij Blieberg een exploitatie gestart waar men zowel zink- als looderts ontgint. De ontginning vond plaats op plekken waar de ertsen bij de oppervlakte dagzoomden. Naast ontginning via dagbouw werden er ook 4 schachten ontgonnen van 30m diep die uitkwamen in een 800m lange horizontale mijngang. De ontginning werd in de daaropvolgende decennia vaker geplaagd door overstromingen. Samen met bovengrondse oorlogsverwoestingen leidde dat uiteindelijk tot het verlaten van de werkfronten. De ertsmijn van Blieberg werd in de 18e eeuw heropend voor de exploitatie van zinkerts waarbij er automatisch ook looderts gedolven werd.
De loodindustrie tijdens de industriële revolutie
In Engeland start men met de exploitatie van lood in de 17e eeuw nabij Hexham en wordt de “London Lead Company” opgericht. Ten tijde van de industriële revolutie tussen 1750 en 1850 was Engeland wereldleider in de productie van lood. Na 1850 raakten de Engelse mijnen uitgeput en vervangen door erts uit Spanje, Duitsland en de Verenigde Staten.
Anno 1888 werd in Hoboken een loodfabriek opgericht in een joint venture tussen de Duitse groep Metallgesellschaft en Degussa. De groep exploiteerde grote mijnen in Spanje waarvan de ertsen voor ontzilvering naar Engeland werden gevoerd. Ook in Mexico had de groep een dochterbedrijf. De fabriek te Hoboken was verbonden per spoor met het Rurhgebied en groeide in enkele jaren uit tot een productie van 32.000 ton per jaar.
In 1894 was de fabriek te Hoboken dan ook de grootste loodproducent van Europa. Door het succes werd de fabriek in 1919 overgenomen door de “Société Générale de Belgique” en overgedragen aan de “Société Générale Métallurgique d. ‘Hoboken“. De nieuwe société heeft als doel om het Congolese koper in België te verwerken. Later is het bedrijf geïntegreerd in “Union Minière” dat inmiddels Umicore noemt.