Het Kempens Steenkoolbekken is de verzamelnaam voor de Belgisch Limburgse steenkoolmijnen, gezien ze zich allen in de Kempen regio bevinden. In 1901 werd er door André Dumont voor het eerst steenkool ontdekt in Limburg. De aanwezigheid van het zwarte goud in Limburg zorgde voor een ware toeloop en in de volgende jaren werden er 63 nieuwe boringen uitgevoerd.
De ontdekking van het zwarte goud
De industriële revolutie zorgde ook voor een stijgende vraag naar brandstoffen. In Wallonië waren er destijds al verschillende steenkoolmijnen actief, maar door de toenemende industrialisatie ging men ook in Vlaanderen op zoek naar de mogelijkheid om steenkool te ontginnen. In 1806 werd er al eens een eerste keer gepoogd steenkool aan te treffen in Meilegem, maar die poging was zonder succes.
Het was André Dumont die voor het eerst in Limburg steenkool ontdekte. Als Belgische geoloog en mijnbouwkundige raakte hij sinds 1877 gefascineerd door de mogelijkheid van steenkool aan te treffen in de ondergrond van Kempen. In de jaren 1880-1890 leidde hij een zoektocht naar steenkool in Limburg, die uiteindelijk resulteerde in de ontdekking van steenkool in As in 1901. De eerste in Limburg ontdekte steenkoolbank bevond zich op een diepte van 541m.
10 concessies, 7 mijnzetels
Tussen 1906 en 1911 werden er door de Belgische Staat 10 concessies goedgekeurd. Uiteindelijk leidde dit tot de exploitatie van 7 koolmijnen.
- Steenkoolmijn van Winterslag (1917-1988)
- Steenkoolmijn van Beringen (1922-1982)
- Steenkoolmijn Limburg-Maas te Eijsden (1923-1987)
- Steenkoolmijn André-Dumont te Waterschei (1924-1987)
- Steenkoolmijn Les Liégeois te Zwartberg (1925 – 1966)
- Steenkoolmijn Zolder (1930-1992)
- Steenkoolmijn Houthalen (1938 – 1992, fusioneerde in 1964 met Zolder)